
Jurisprudentie
AS2190
Datum uitspraak2005-01-12
Datum gepubliceerd2005-01-12
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200404184/1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2005-01-12
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200404184/1
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij brief van 8 april 2003 heeft de Algemeen Directeur van de Dienst Wegverkeer (hierna: de RDW) de telefonische afspraak, voor de keuring van het door appellant in Duitsland aangeschafte voertuig met voertuigindentificatienummer […], ten behoeve van de aanvraag voor een kenteken en een kentekenbewijs bevestigd.
Uitspraak
200404184/1.
Datum uitspraak: 12 januari 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 5 april 2004 in het geding tussen:
appellant
en
de Algemeen Directeur van de Dienst Wegverkeer.
1. Procesverloop
Bij brief van 8 april 2003 heeft de Algemeen Directeur van de Dienst Wegverkeer (hierna: de RDW) de telefonische afspraak, voor de keuring van het door appellant in Duitsland aangeschafte voertuig met voertuigindentificatienummer […], ten behoeve van de aanvraag voor een kenteken en een kentekenbewijs bevestigd.
Bij besluit van 10 juli 2003 heeft de RDW het daartegen door appellant gemaakte bezwaar primair niet-ontvankelijk en subsidiair ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 5 april 2004, verzonden op 9 april 2004, heeft de rechtbank Arnhem (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellant ingestelde beroep – voorzover hier van belang - ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 19 mei 2004, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 7 juni 2004. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 7 juli 2004 heeft de RDW van antwoord gediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 december 2004, waar appellant, vertegenwoordigd door [gemachtigde], en de RDW, vertegenwoordigd door [gemachtigde], werkzaam bij de RDW, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) wordt onder een besluit verstaan een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
2.2. Het hoger beroep van appellant richt zich tegen het oordeel van de rechtbank dat de RDW terecht het bezwaar niet-ontvankelijk heeft verklaard omdat de brief van 8 april 2003 niet op rechtsgevolg is gericht en daarom niet als een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb kan worden aangemerkt. Appellant heeft in dit verband gesteld dat het buiten toepassing laten van rechtstreeks werkende bepalingen van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap rechtsgevolg heeft.
2.3. Het betoog van appellant faalt. De rechtbank heeft terecht en op goede gronden geoordeeld dat de brief van 8 april 2003, inhoudende de schriftelijke bevestiging van de afspraak voor de keuring van het voertuig, niet is gericht op rechtsgevolg. Met deze brief is niet beoogd een bevoegdheid, recht of verplichting te doen ontstaan of teniet te doen of de juridische status van een persoon of zaak vast te stellen. Wat de bij de brief behorende bijlage, waarin wordt verwezen naar de voorwaarden voor afgifte van een kenteken en een kentekenbewijs, betreft, is de Afdeling met de rechtbank van oordeel dat deze voorwaarden rechtstreeks volgen uit de Wegenverkeerswet 1994 in samenhang met het Kentekenreglement en de Wet milieubeheer. De bijlage is dan ook evenmin op rechtsgevolg gericht. Om diezelfde reden kan het buiten toepassing laten van rechtstreeks werkende bepalingen van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap niet worden beschouwd als een rechtsgevolg van de brief van 8 april 2003.
Gelet op het vorenstaande heeft de rechtbank met juistheid geoordeeld dat de brief van 8 april 2003 niet is aan te merken als een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb.
Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd voorzover aangevallen.
2.4. Het verzoek van appellant om de RDW te veroordelen tot vergoeding van door hem geleden schade komt niet voor toewijzing in aanmerking, al omdat zich geen situatie voordoet als bedoeld in artikel 8:73, eerste lid, van de Awb.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak voorzover aangevallen.
Aldus vastgesteld door mr. P. van Dijk, Voorzitter, en mr. P.A. Offers en mr. W.D.M. van Diepenbeek, Leden, in tegenwoordigheid van mr. S.C. van Tuyll van Serooskerken, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Dijk w.g. Van Tuyll van Serooskerken
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 12 januari 2005
290.